Tiende dag van de “confinement”. Dat is het Franse woord voor lockdown en letterlijk betekent het zoiets als opgeslotenheid. Het woord beschrijft de werkelijkheid uitstekend. Tijdens de sanitaire noodtoestand – een andere mooie term – zijn we in Parijs opgesloten in de ruimte en de tijd. Je mag even naar buiten om de benen te strekken maar niet langer dan een uur per dag en je moet binnen een straal van een kilometer van je huis blijven. Om het nog erger te maken zit zelfs je glimlach permanent opgesloten achter een masker.
Frankrijk zou Frankrijk niet zijn als er niet op grote schaal gefraudeerd werd. Deze keer is dat ook veel makkelijker dan tijdens de eerste lockdown in het voorjaar. Toen was er vrijwel niemand op straat maar deze keer blijven de scholen en een groot aantal winkels en bedrijven open. Daardoor is het een stuk drukker op straat, waardoor het lastig wordt om iedereen te controleren. Toch blijft het natuurlijk verschrikkelijk raar dat je een vergunning nodig hebt om naar buiten te gaan. En het is misschien nog raarder dat je eraan went…
Zoals Irene uitlegde in haar blog is het heel eenvoudig om langer op straat te blijven als je dat wilt. Maar om verder dan een kilometer van huis te zijn zonder geldige reden is wat riskanter als je toch tegen een politiecontrole aanloopt… Daarom voelde het bijna alsof ik illegaal in het buitenland was toen ik een paar dagen geleden voorzichtig de legale kilometergrens overschreed en een andere wijk binnenliep… Hetzelfde rondje gaat snel vervelen.
Als je in Parijs op een kleine oppervlakte woont en je vrienden zich buiten de toegestane straal bevinden, heb je pech gehad. Gisteren bedacht ik me dat ik al een week met niemand had gesproken, op de woorden bonjour, merci en au revoir na. Het was bijna aangenaam dat er een zwerver naast me op een bankje kwam zitten om een zelfgeschreven gedicht te declameren. Ik begreep zijn gedicht niet maar ik heb hem toch twee euro gegeven.
De cafés en restaurants zijn natuurlijk dicht maar ze mogen wel take-away maaltijden verkopen. Sommige cafés in mijn wijk serveren tussen zeven en negen – dan begint de avondklok – ook bier en wijn in plastic bekertjes. Omdat het zulk mooi weer is in Parijs (het is zelfs bizar zacht voor de tijd van het jaar: 18° vandaag) besloot ik ook een biertje te drinken. Zo’n tien meter van de ingang – het is verboden om rond te hangen bij de deur – ging ik naast een vuilnisbak staan, het deksel was mijn tafeltje. Iets verderop stond een groepje mensen te drinken rond een andere vuilnisbak. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan: als de terrassen dicht zijn, maken we er zelf één, post-apocalyptisch of niet. Ik dronk nog een bier en daarna liep ik naar huis.
Het is wachten op betere tijden, ook in Parijs…
Alec
Mooi, zo’n verslagje dicht op de huid van het dagelijks leven onder corona in Parijs. Nuttig ook voor de lezers in Nederland- die realiseren zich vermoedelijk nog niet half hoeveel geluk ze hebben met de vergelijkenderwijs milde maatregelen in hun land.
Graag verneem ik in een vervolgblog hoe Alec van der Horst zich verder door deze claustrofobische periode heen worstelt!
Een pakkende beschrijving van deze heel rare tijden in Frankrijk. Als achtergrondgeluid zou de nieuwszender France Info er goed bij passen, die het alleen maar heeft over of mondkapjes herwasbaar zijn. Mensen zelf hebben het over de economisch barre tijden die eraan komen, met al die bedrijven die niet meer open zullen gaan. Ik hoorde iemand Paul Valéry citeren: “Zelfs de toekomst is niet meer wat die geweest is”. Maar ik geloof in de veerkacht van het mooie Frankrijk en zie uit naar de volgende pagina’s uit dit dagboek in Parijs!