Voor reizigers die al eens zijn aangekomen op Gare du Nord zal de ervaring waarschijnlijk herkenbaar zijn. Zodra je de gigantische aankomsthal uitloopt en de statige panden aan de overkant ziet, weet je en voel je: ik ben in Parijs.

Die monumentale huizenblokken van zes verdiepingen hoog, bestaande uit grote, grijzige blokken steen en uitgerust met gietijzeren balkons en leien daken, zijn zo typisch voor Parijs dat ze er bijna in hun eentje de identiteit van uitmaken. Overal in de stad kom je ze tegen, in elk arrondissement. Ze verlenen een eenheid aan de stad die geen enkele andere stad bezit (zeker geen andere wereldstad); ze maken Parijs uniek. Deze architectuur is van de hand van één man: Georges-Eugène Haussmann.

Er staat een standbeeld van Haussmann aan het begin van de rue Laborde (metro Saint-Augustin). Wat meteen opvalt, is de fiere houding, de zelfverzekerde, bijna arrogante kop. Hij ziet eruit als iemand die zijn wil weet door te drijven, als iemand die zich door geen enkel obstakel laat weerhouden. Met zijn ene hand houdt hij een uitpuilende map met waarschijnlijk bouwtekeningen stevig tegen zijn zij geklemd; in de andere, losjes naar beneden hangende hand houdt hij een hoge hoed. Haussmann is overduidelijk elegant gekleed, maar hij draagt stoere, degelijke schoenen. Schoenen waarmee je je op een bouwplaats kunt vertonen.

Na een redelijk succesvolle bestuurlijke carrière in het zuiden wordt de 44-jarige Haussmann door de keizer benoemd tot prefect van Parijs, een soort burgemeester, maar dan met veel meer macht. Zijn taak: het bouwen van een mooiere en schonere stad met een betere verkeerscirculatie. Tijdgenoten beschreven hem als een keiharde werker, extreem efficiënt, meedogenloos en verwaand – precies de juiste man voor een megalomane missie.

Samen met Napoleon III was Haussmann verantwoordelijk voor misschien wel een van de grootste stedenbouwkundige projecten ooit. In totaal werd 175 kilometer aan nieuwe brede straten en boulevards aangelegd, maar ook pleinen, parken en overdekte markten. Haussmann, die zichzelf omschreef als een ‘afbraakartiest’, liet zo’n 20.000 gebouwen slopen. Middeleeuwse huizen, kerken, aristocratische herenhuizen, eeuwenoude monumenten – niets was veilig voor zijn sloophamer. In minder dan twintig jaar veranderde het aanzien van Parijs volkomen. Illustere voorgangers zoals Hendrik IV, Lodewijk XIV en zijn eigen oom Napoleon I hadden de stad verfraaid met monumenten, onder Napoleon III werd de stad zelf een monument.

Dit is een fragment uit het boek ‘Stad van ideeën, een biografie van Parijs’, dat in november bij uitgeverij Ten Have verscheen.

Alec van der Horst